Onderbuikgevoel, het onbewust lezen van een gezichtsuitdrukking?
Daniëll van Norden, Senior Loopbaancoach POSG
Eerder verschenen in nieuwsbrief Arbeids- & Organisatiepsychologie, Jaargang 9 – nr. 1 – februari 2011
Je bent met iemand in gesprek en je krijgt een tinteling, het zogenoemde onderbuikgevoel. Je kunt het niet duiden, maar die kriebel is er. Herken je dat? Je twijfelt of de woorden van je gesprekspartner kloppen met wat hij of zij tegen je zegt.
De psycholoog Albert Mehrabian (1967) beschreef al in de jaren zestig in diverse onderzoeken, situaties waarin verbale communicatie en non-verbale communicatie incongruent met elkaar zijn. Hij concludeerde dat drie factoren verantwoordelijk zijn voor onze voorkeur (liking) voor onze gesprekspartner en dat de totale voorkeur bestaat uit 7% woorden + 38% intonatie + 55% lichaamstaal.
Essentieel voor deze ‘formule’ van Mehrabian is dat deze percentages alleen gelden voor de attitude of het gevoel van de gesprekspartner. De regel is dus niet van toepassing op alle vormen van communicatie. Zodra er sprake is van incongruentie tussen de verbale en non- verbale boodschap, zal de ontvanger van de boodschap dit bemerken; het ‘onderbuik gevoel’?
Stel dat je onderbuikgevoel ontstaat door de gezichtsexpressie die je waarneemt, dan is het essentieel om te weten of het om een ware expressie gaat van iemands gevoel.
De onderzoekers Haggard en Isaacs (1966) ontdekten het bestaan van micromomentary expressies van minder dan 1/5 van een seconde. Deze expressies, onbewuste uitdrukkingen van emoties, namen zij waar toen zij uren van film bekeken voor indicatoren van non-verbale communicatie tussen therapeut en cliënt.
Voortbordurend op deze bevindingen heeft de psycholoog Paul Ekman (1969) onderzoek gedaan naar gezichtsexpressies en hun universele aard. Hij ontdekte dat gezichtsexpressies van emoties niet cultureel bepaald maar identiek zijn voor verschillende culturen. Tijdens zijn onderzoek nam hij ook de eerdergenoemde micromomentary expressies waar. Ekman noemde ze micro-expressies. Ware expressies, die universeel zijn en niet geveinsd kunnen worden. Hij wist ze zichtbaar te maken door filmfragmenten vertraagd af te spelen.
Algemeen kan gesteld worden dat een micro-expressie bestaat uit een van de volgende basis expressies of uit een combinatie daarvan:
- Afgunst
- Angst
- Blijdschap
- Minachting
- Verbazing
- Verdriet
- Woede
Dus wanneer je in staat bent micro-expressies te onderscheiden, kun je achter het ware gevoel van je gesprekspartner komen. Omdat je echter micro-expressies tijdens een gesprek niet kunt vertragen, ontwikkelde Ekman enkele programma’s, zoals METT (Micro Expression Training Tool) en F.A.C.E. (Facial Expression.Awareness.Comparison.Emotions) waarmee je je vaardigheid in het ‘lezen’ van gezichtsuitdrukkingen kunt trainen.
Via de Facial Expressions Test, een uitgeklede versie van METT, kun je kijken of je in staat bent emoties achter gelaatsuitdrukkingen goed in te schatten.
De link naar leugendetectie is niet ver te zoeken. Al jaren adviseert Ekman de FBI en CIA. Daarnaast is hij verbonden aan de Amerikaanse hitserie Lie to me, waarin de hoofdrolspeler met één oogopslag kan zien of iemand de waarheid spreekt of liegt.
Door kennis te hebben van micro-expressies krijg je meer inzicht in wat je gesprekspartner voelt of vindt. De vraag is natuurlijk of je hiermee van je onderbuikgevoel af bent. Is het onderbuikgevoel soms het onbewuste waarnemen van micro-expressies? Een interessante insteek voor een vervolgonderzoek.
Publicaties
Ekman, P. & Friesen, W.V. (1969). Nonverbal Leakage And Clues To Deception. Psychiatry, 32, 88-105.
Haggard, E. A., & Isaacs, K. S. (1966). Micro-momentary facial expressions as indicators of ego mechanisms in psychotherapy. In L. A. Gottschalk & A. H. Auerbach (Eds.), Methods of Research in Psychotherapy (p. 154-165). New York: Appleton-Century-Crofts.
Mehrabian, A. & Ferris, S.R. (1967). Inference of attitudes from nonverbal communication in two channels. Journal of Consulting Psychology, 31 (3), 248-252.
Mehrabian, A. & Wiener, M. (1967). Decoding of inconsistent communications. Journal of Personality and Social Psychology, 6 (1), 109-114.
Websites